Achtergrond

De Nederlandse Taalunie (NTU) is het officiële orgaan dat de Nederlandse en Vlaamse overheden adviseert over het taalbeleid. Begin 2016 besloot de NTU dat haar beleidsadvies in verband met de plaats van het Nederlands in de toekomst wetenschappelijk onderbouwd dient te zijn. Men benaderde taalkundigen van de Universiteit Gent en het Meertens Instituut (KNAW) met de vraag om na te denken over de mogelijkheden om de plaats van het Nederlands in verschillende maatschappelijke domeinen te onderzoeken. Het zou daarbij moeten gaan om zowel traditionele als jongere domeinen waarin taalgebruik van groot belang is; tot de traditionele maatschappelijke domeinen behoort bijvoorbeeld het onderwijs, een voorbeeld van een jonger domein wordt gevormd door de sociale media.

De onderzoekers zetten, gebaseerd op inzichten uit de vakliteratuur en in overleg met vertegenwoordigers van de NTU, een onderzoek op dat steunt op twee typen van feiten (‘data’): enerzijds de antwoorden van ruim 6.500 Nederlandstalige Nederlanders en Vlamingen op een serie enquêtevragen, anderzijds cijfers in bijv. jaarverslagen en verkooplijsten en eigen tellingen van allerlei zaken waarvoor al dan niet het Nederlands ingezet kan worden.

Het is de bedoeling, elke vier jaar nieuwe actuele data te verzamelen voor elk domein en wel zodanig dat deze zich in alle opzichten laten vergelijken met de eerder verzamelde data. In de sociale media zou de keuze voor het Nederlands betrekkelijk snel kunnen verschuiven, maar het taalgebruik verandert waarschijnlijk niet in elk domein zo snel dat er zich na enkele jaren al heel andere patronen aftekenen. Daarom en om één en ander haalbaar te houden zullen de domeinen in twee groepen verdeeld worden. Voor de ene groep (waar onder meer het domein sociale media deel van uitmaakt) wordt twee jaar na de eerste dataverzameling, dus in 2018, al nieuw materiaal verzameld, in de andere groep (met onder meer ‘onderwijs’) worden pas in 2020 nieuwe data verzameld. In 2022 komen dan weer de domeinen uit de eerste groep aan de orde, in 2024 die uit de tweede, enzovoort. Zo kunnen in de loop van de jaren verschuivingen gedocumenteerd en nader onderzocht worden. De data die in 2016 verzameld zijn vormen daarbij het referentiepunt (oftewel de ‘nulmeting’).
Voor het ontwikkelen van werkwijzen voor het verzamelen en analyseren van die data voor de nulmeting van 2016 en de toekomstige herhalingen, bestond de groep van onderzoekers uit Fieke van der Gucht en Johan de Caluwe (U Gent), Marten van der Meulen, Maarten van der Peet, Marc Kemps-Snijders, Wilbert Heeringa, Kathy Rys en Frans Hinskens (Meertens Instituut). Fieke en Marten ontwikkelden de enquête en het plan van aanpak voor het verzamelen van de ‘additionele’ gegevens, Maarten en Marc verzorgden de technische (digitale) ondersteuning, Wilbert adviseerde over de methodes en de opbouw van de steekproeven van enquêtedeelnemers; hij voerde tevens de statistische analyses uit, Kathy was de auteur van het eindverslag en Johan en Frans coördineerden de diverse activiteiten en namen daar soms ook aan deel.